Tobbedansen

Writer’s block, je zal het maar hebben zonder het te weten. Je merkt wel dat de vingers wat strammer de toetsen vinden, dat de letters niet meer zo makkelijk in hun woordjes willen passen en dat tussen de regels steeds minder te lezen valt. Het blijft tobben. Net als mijn tango.

Ik ga. Ik probeer het gewoon weer eens. Dat dansen. Dat gedoe met benen, dat je er soms teveel van hebt en je in je eigen file van voeten staat. Of dat er soms net een te weinig is. Dat je dan maar hoopt dat je dame stevig in haar schoenen staat. Of je tenminste geen hak zet. Dat je hersenen van alles weten maar dat je lijf alleen maar ‘no comprendo’ pruttelt. Of dat je armen zich als een koekoeksjong gedragen: onverwacht groot en onbeholpen hangend. Soms valt het mee maar het blijft tobben.

Ik ga. Ik probeer het gewoon weer eens. Dat dansen. Dat gedoe op en naast de vloer. Met gevraag van dames die dikker dan hun aura zijn, met gevraag aan dames die je amechtig maken en laten staan. Met weer een werkwinkeltje met op zich eenvoudige figuren die je onmogelijke figuren willen leren. Trouw ram je zo’n sequentie in je lijf, terwijl je weet dat je over een week alles vergeten bent. Maar je kunt trots een turfje in je hak zetten. Werkwinkeltje 21! Maar het blijft tobben.

Ik ga. Ik probeer het gewoon weer eens. Dat dansen. Dat gedoe met vrouwen, met onverkwikkelijke liefdes van drie minuten en vervolgens logisch liefdesverdriet van drie maanden. Met onbenaderbare, ten hemelschrijende passie. Met het mooiste geheim tussen jou en mij. Met de telefoontjes, de mailtjes, de roes, de ruzie, het ontwijken, weer voorzichtig groeten, horen dat ze nooit meer danst. Totdat die ander binnenkomt. En je het weer probeert. Maar het blijft tobben.

Ik ga. Ik probeer het gewoon weer eens. Dat dansen. Dat gedoe met muziek. Dat gejengel en gesleep en gekraak van oude herrie. Van oude meneren die allang dood zijn. Van scherpe, snerpende blaaszakkenmuzak in dubbelmono. Huilende violen, pompende bassen, stemmen met Willy Alberti-vibrato. Die rare ritmes, dat dramatisch gerek en getrek. Met nu af en toe deotangoklanken. Maar die nieuwerwetsche dingen missen weer overtuiging, geloofwaardigheid en een gezonde dosis pathos. Inderdaad – het blijft tobben.

Ik ga. Ik probeer het gewoon weer eens. Dat dansen. Dat gedoe met mensen. Dat je aardig moet doen. Terwijl je sommige mensen eens hartgrondig in hun bek wil zeggen dat ze stinken. Uit hun lijf, uit hun mond. Dat ze sowieso heel lelijk zijn. En dat ze voor geen meter kunnen dansen. Dat één boleo achter geen schier eindeloze reeks bolea voor is. Dat ze hun dame publiekelijk lijken aan te randen. Dat hun geveinsde vriendelijkheid schreeuwen om aandacht zijn en dat ik niet van schreeuwen houd. Maar ik houd me in. Aardig zijn of aardig doen – het blijft tobben.

Ik ga. Ik probeer het gewoon weer eens. Een stukkie. Dat gedoe met deadlines. En mensen die niets durven zeggen ‘want voor je het weet, sta ik in je stukje’. Dat je weer uitlegt dat je nooit over hem/haar zal schrijven. En niet te vergeten die fijne suggesties. ‘Jij moet eens over Maura schrijven.’ Dat soort.
Het geworstel om uit je lijf en leed een stukje van 600 woorden te persen. Over een origineel onderwerp. Met een originele invalshoek. En een beetje leuk geschreven. Vrijwillig (nee, dat helpt). Volgende keer de laatste. Nog één keer de beuk erin. Maar het blijft tobben.

Als dat geen tango is.