In veler takken sport en ontspanning gelden beginners als ruwe diamanten, of in elk geval als ruw. De terminologie verschilt (neo, aspirant, spruit, baby, verse oogst, espoir, feut) maar de grondgedachte is dezelfde: later zullen zij de groten zijn, zoals wij allen ook eens met bewonderende blik de grote wereld in keken. Ach, de grote wereld, hoe wreed zijn haar wegen, hoe lelijk haar gebit…*
Er was eens een meisje en dat meisje heette Liesje. Het meisje werd een meid, tiener, puber, Viva-lezeres en vrouw. Liesje was in zo’n dertig jaar Lies geworden, op zich al een knappe prestatie. Lies ging op dansen, sterker nog, Lies ging aan de tango (dat had u natuurlijk ook reeds bedacht, want anders zou het hier niet staan). Een schuchtere oefenles met een wat bedeesde maar vrolijk korzelige buurman Erik, bracht haar aan de voet van haar Olympus. Daar waar Erik vooral zijn voeten ziet, ziet Lies een nieuwe wereld. Die wereld roept haar. Lies wil heel erg daar op wereldreis.
Ergens in november, de eerste Salon. Trillend van de zenuwen en op van de winding gaat ze naar binnen. Ze is mooi gekleed: vrouwelijk maar niet vulgair, en met een zwoel zomerluchtje op de zoom van haar jurk. Ze wordt opgemerkt. Ze merkt op dat ze bijzonder wordt opgemerkt. Zij is één grote opmerking. En iedereen merkt haar op; de vrouwen met een minzame lach die ervaring verraadt, de mannen zoals alleen mannen dat kunnen: heel duidelijk laten merken dat je niets laat merken.
En hoe doen mannen dat? Ze vragen Lies terloops ten dans. Ze leggen uit dat je helemaal niet nerveus hoeft te zijn. Dat het dansen echt vanzelf gaat. Als je je maar overgeeft. Aan hen. En dat ze talent heeft. En zij – de halfgoden – kennen de Olympus, hebben les van alle tangogoden gehad. Maar dat had ze natuurlijk al láng gemerkt. Eenmaal van de vloer wordt ze meteen weer gevraagd. En weer. En nog eens. ‘Ik heb heeft bijkans geen voeten meer over’. De mannen minnen haar zinnen, ze giebelt de complimenten naar binnen, in de armen van Zeus’ slippendragers.
Ze voelt zich weer het meisje dat voor het eerst gevraagd werd voor een verkering, een feestje, een etentje, een nachtje, een week, een liefde, kortom, ze voelde zich weer een prinses. Prinseliesje aan een hof met een overschot aan leuke prinsen. Allemaal vrijgezel. Allemaal lief. Hoffelijk. Elegant. Grappig hahaha! ja grappig. Galant. Met de jas. De deur. De auto. Een belletje. Een kaartje. Een kleine knipoog. Een lach om een andere dame. Wijntje? De warmte. De kracht, de eindeloze kracht en energie. Het luisterend oor. Het begrip. De massages. De broederband. De voedende hand. De tere ziel. Vuurtje? De lepe lach. Het strijklicht van een verkennende zoen. Een nieuw pasje. Leg je hand maar hier. La cumparsita con qel fuz. Full Contact Milonguero. HIER WORDT MAGIE GESCHAPEN. Thee of koffie?
Wie wakker wordt in een nachtmerrie, weet dat het leven de droom bedriegt.
Zo ook Lies. De mannen vragen haar niet meer. Ze weten van de prins geen kwaad en laten heel goed merken dat er niets meer te merken is. Ze vraagt ‘good old’ Erik met lood in de schoenen en rood op de kaken ten dans. Hij wimpelt beleefd af. Ook hij. Aan zijn arm een kirrend nieuw prinsesje. Lies geeft een minzaam lachje. Ervaren.
Ze beziet de Olympus en ziet meer complexen dan man. Ze bedenkt dat elk nieuw prinsesje Zeus’ honger niet stilt.
Voor zulk een wraak is geen wreedheid meer nodig.
* ik ben in een romantische bui.